0

Op 1 januari 2021 zijn enkele belangrijke wetswijzigingen die invloed hebben op mensen met schulden in werking getreden. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is aangepast en de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) is van kracht. Deze twee wetswijzigingen zijn bedoeld om de inwoner met schulden beter te beschermen en te helpen. Toch lijken studenten die hulp zoeken bij het oplossen van hun schulden de dupe te worden van een combinatie van deze wijzigingen.

Wat verandert er dan voor studenten?

Laten we beginnen met de wijziging in de Wvbvv. Met de oude rekenwijze kon er geen beslag gelegd worden op studiefinanciering, maar telde de basis- en aanvullende beurs wel mee voor de berekening van de afloscapaciteit en het vrij te laten bedrag. Bij de berekening volgens de Wvbvv telt het inkomen uit studiefinanciering nu niet meer mee. Als studenten een bijbaan hebben kan op 5% van dit inkomen beslag gelegd worden. Dit is in beginsel geen vervelende ontwikkeling voor de student. Het probleem zit hem in de wijziging Wgs in relatie tot de verandering in de Wvbvv. Volgens art. 4a Wgs moet de beslagvrije voet altijd in acht worden genomen. Dit betekent dat een student vanaf nu minder kan aflossen aan schuldeisers.

Waarom is dit een probleem?

In de schuldhulpverlening werd tot voor kort gewerkt met aflostabellen (van de NVVK) als er sprake was van een negatieve aflossingscapaciteit. Dat is het geval als het vrij te laten bedrag (vtlb) hoger is dan het werkelijke inkomen. Om ervoor te zorgen dat mensen toch iets van hun schulden konden aflossen, had iemand tot 2021 altijd een aflossingscapaciteit van 5% van de bijstandsnorm. Wanneer iemand vanaf 2021 een negatieve aflossingscapaciteit heeft, moet in ieder geval de beslagvrije voet in acht worden genomen. Voor studenten betekent dit dus dat zij vaak een stuk minder of helemaal niets kunnen aflossen, omdat hiervoor nu alleen het inkomen uit een bijbaan in aanmerking komt. Dit lijkt in eerste instantie voor de student geen probleem op te leveren. Maar als het gevolg hiervan is dat schuldeisers niet meewerken met een schuldregelingstraject omdat de aflossingscapaciteit te laag is en zij meer zouden ontvangen als de student werkt, dan wordt het wel het probleem voor die student. Moet de consulent schuldhulpverlening die student dan weer gaan vertellen dat hij moet stoppen met zijn studie of pas hulp kan ontvangen als hij klaar is met die studie? Als u wilt weten wat er kan gebeuren als hij geadviseerd wordt om te stoppen met zijn studie, raad ik u aan om casus 10 in het casusboekje omgekeerde toets te lezen.

Jarenlange inzet lijkt voor niets

Jarenlang is er vanuit de schuldhulpverlening hard gewerkt om de toegang voor studenten te verbeteren. En dit is goed gelukt! Schuldhulpverleners konden schuldeisers motiveren om mee te werken omdat de aflossingscapaciteit van de student niet beter werd als hij zou stoppen met de studie en zonder startkwalificaties zou gaan werken of een uitkering zou ontvangen. Deze motivatie valt nu weg, omdat nu voor studenten vrijwel altijd geldt dat er nauwelijks aflossingscapaciteit is. Voor mijn gevoel zetten we met deze wijzigingen dan ook echt een stap achteruit. Zijn we dan terug bij af en kunnen we studenten niet meer goed helpen in de schuldhulpverlening?

Hoe gaan we nu verder?

De eerste hoop is gevestigd op de schuldeisers. Als zij bereid zijn om mee te werken aan schuldregelingen voor studenten, dan is er geen probleem.
Ik besef dat dit niet direct gerealiseerd zal zijn. Daarom moeten we ook nadenken over oplossingen vanuit de schuldhulpverlening. Zeker aangezien gemeenten de taak hebben om inwoners met schulden actief te benaderen en hulp aan te bieden bij het oplossen van hun schulden, is het belangrijk dat er ook een passend aanbod met een vooruitzicht op een schuldenvrije toekomst kan worden gedaan.
Gelukkig zijn er al wel innovatieve ideeën, zoals:

  • De gemeente betaalt een deel van het afkoopbedrag en in ruil daarvoor wordt een tegenprestatie gevraagd van de jongere. Het Jongeren Perspectief Fonds in o.a. de gemeente Den Haag en de werkwijze van de gemeente Amsterdam zijn hier voorbeelden van.
  • Uitgestelde saneringskredieten, waarbij de student een krediet krijgt op basis van de aflossing op bijstandsniveau en pas start met aflossen als hij klaar is met zijn studie en/of voldoende aflossingscapaciteit heeft. Hierbij is het noodzakelijk dat de gemeente borg staat voor het krediet.

Wat is uw idee?

Geselecteerd op basis van dit onderwerp